Volksverhaal Borger-Odoorn: Tidenka en de wolven / Tidenka’s encounter with wolves

Een verhaal uit de oertijd, in de buurt van het grootste Hunebed in Borger. Het gaat over Tidenka, een dochter van hunebedbouwers, 11 zomers oud.

(naar een idee van Yvonne Ording)

Een nevelige, kille ochtend in het vroege voorjaar. Tidenka zit gehurkt bij het vuur en blaast de vlammen aan. Als het vuur goed brandt gaat ze, zoals iedere morgen de werkjes doen die van haar worden verwacht. Het is een dag zoals altijd, tenminste zo lijkt het. Kai, de grote wolfshond, drentelt om Tidenka heen. Zonder dat Tidenka er over nadenkt, raakt ze om de zoveel tijd het halssnoer aan dat ze om haar nek draagt. En steeds als ze dat doet, prevelt ze een gebedje “Bescherm mij, Grote Moeder van de Aarde“. Tidenka doet dat omdat haar moeder heeft gezegd dat ze dat moet doen. Ze voelt er eigenlijk niks bij, ze doet het gewoon.

Één van Tidenka’s vaste klusjes is water halen uit de rivier. Met de aardewerken emmer loopt ze het pad af in de richting van het water. Bij het grote hunebed aangekomen, blijft ze even staan. Terwijl ze haar halssnoer aanraakt, fluistert ze haar gebedje: “Bescherm mij, Grote Moeder van de Aarde“. Al meer dan twee zomers geleden is haar opa bijgezet in het indrukwekkende bouwwerk. Altijd als Tidenka langs het hunebed loopt, denkt ze aan hem. Opa was een wijze man die altijd veel begrip had getoond voor het leven en vooral voor het harde werken van de meisjes en vrouwen in de nederzetting.

Dat kon je niet van alle mannen zeggen. In de ogen van Tidenka zijn mannen nogal lui. Ze vinden zichzelf heel belangrijk, terwijl ze niet veel méér doen dan ervoor zorgen dat de akkertjes klaar zijn om ingezaaid te worden. En jagen en vissen… Dat doen ze ook, maar de verhalen die ze erover vertellen zijn altijd veel groter… dan de vissen die ze zeggen te hebben gevangen en het wild dat ze zeggen te hebben gedood. Opscheppers!

De vrouwen mogen het meeste werk doen: zaaien, oogsten, het vee verzorgen, brandhout zoeken, het vuur aanmaken en aanhouden, eten klaar maken, op de kinderen passen, duizend-en-één klusjes en dat iedere dag weer.

Opa was één van de weinigen die de vrouwen meehielp. Ja, heel zwaar werk kon hij niet doen. Daar was hij te oud voor, maar hij deed wel zijn best om het werk van de vrouwen en meisjes wat lichter te maken. Hij paste op de kleine kinderen, hielp bij het bakken van de potten en vaak nam hij de wateremmer van Tidenka over. “Dag opa”, fluistert Tidenka zachtjes als ze tussen de bomen door richting rivier loopt.

Ineens staat ze stil, het is net alsof deze ochtend anders is dan alle andere ochtenden. In haar hoofd roept een stem onraad, onraad! Ze kijkt om zich heen maar ziet niks bijzonders. Tidenka raakt even haar halsnoer aan, loopt door en blijft dan weer staan: het schiet nu door haar hoofd waarom deze ochtend anders is dan de andere ochtenden: de vogels zingen niet, het is veel stiller dan anders. Het is net alsof het bos zijn adem inhoudt!

Een seconde later staat Tidenka alsof ze aan de grond is vastgelijmd. De emmer valt uit haar handen en klettert op de grond in stukken. Bij de rivier staan drie wolven te drinken! De grootste wolf tilt zijn kop op en staart Tidenka met zijn gele ogen aan. Dan trekt hij zijn bovenlip op en laat zijn scherpe tanden zien. Tidenka kan van angst helemaal niets meer. Ze wil wel schreeuwen, maar er komt geen geluid over haar lippen. Ze zou wel weg willen rennen, maar haar benen weigeren dienst. De ogen van de wolf lijken haar te hypnotiseren.

De andere twee wolven hebben haar nu ook gezien en met de grote wolf komen ze nu langzaam haar kant op lopen. Als ze haar vijf speerlengten zijn genaderd, staan ze ineens stil. Ze aarzelen. Waarom? Dan stormt er iets groots en zwartharigs langs Tidenka en met zijn haren overeind en een gegrom dat uit zijn maag lijkt te komen, komt Kai, de wolfshond, tot stilstand pal voor de grootste wolf. Ineens raakt Tidenka los van haar angst, ze schreeuwt om hulp en zet het op een lopen. Terug, terug naar huis, galmt het door haar hoofd! De wolven hebben nu alleen nog maar aandacht voor Kai, die grommend, blaffend en happend om hen heen danst.

Intussen snellen de mannen van de nederzetting naar de rivier. Ze hebben het schreeuwen van Tidenka en het blaffen van Kai gehoord. Zodra de wolven de mannen zien aankomen, gaan ze er vandoor met een wild blaffende en happende Kai achter zich aan.

Die ochtend in het vroege voorjaar gaan de mannen uit de nederzetting een klopjacht op wolven houden. Een van de kleinere wolven, een vrouwtje, wordt door een pijl dodelijk getroffen. Als een trofee wordt het gedode dier de nederzetting binnengedragen.

Met grote ogen van afschuw kijkt Tidenka naar het dier terwijl ze nog rilt van de angst die ze daarstraks tot in ieder vezeltje van haar lijf heeft gevoeld. “Bescherm mij, Grote Moeder van de aarde“, fluistert ze, maar nu met meer overtuiging dan ze ooit heeft gevoeld. Even raakt ze haar halssnoer aan. Kai duwt zijn harige kop tegen haar been en als Tidenka hem wil aaien, ziet ze dat de hond een scheur in zijn oor heeft, overgehouden aan de ontmoeting met de wolven. Tidenka omhelst en knuffelt voorzichtig de dappere hond terwijl Kai haar gezicht likt. Dan kijkt Tidenka op en kijkt naar de mannen die bij de dode wolf staan te praten. Haar vader knikt en lacht even naar haar en dan vindt Tidenka de mannen toch wel stoer. Ze mogen dan wel wat lui zijn, maar ze hebben wel haar leven gered!

Het is 5500 jaar geleden in wat nu de provincie Drenthe heet. Overal om haar heen hoort Tidenka de vogels weer zingen.

 

Tidenka’s encounter with wolves

This story from prehistory takes place near the largest megalith in Borger. It’s about Tidenka, daughter of a builder of these dolmens. Tidenka is eleven summers old.

(Based upon an idea by Yvonne Ording)

It’s a misty chilly morning in the early spring. Tidenka crouches by the fireplace and blows into the flames. When the fire burns to her satisfaction, she tends to her daily chores. It’s a day like any other, at least so it seems. Kai, a large wolfhound, circles around her.

From time to time Tidenka involuntarily touches her necklace. And every time she does she whispers a little prayer: ‘‘protect me, Great Earth-mother’’. She has no special thoughts by doing this; she just does what her mother told her to do.

Getting water from the river is one of her daily tasks. Carrying the earthenware-bucket she walks down the path to the riverbank. Upon arriving at the great dolmen she pauses. Whilst touching her necklace again she repeats her prayer. It’s been more than two summers since grandfather has been entombed in the impressive structure. She always has to think of him when she passes the dolmen. Grandfather was a wise man. He always showed great respect for the lives and especially the hard labor women in the settlement have to endure.

Not all the men think likewise. As far as Tidenka is concerned, men are rather lazy creatures. They highly think of themselves while they only prepare the fields for sowing. Of course they hunt and fish, but their stories thereabouts are always bigger than the fish they catch or the game they allegedly have killed. Braggers!

The women generally do all the work. They sow, they reap, and they tend to the cattle, collect firewood, keep the fires burning, prepare food and take care of the children. They do more than a thousand chores, each and every day.

Granddad was one of the very few who understood. As he was too old to do hard labor, he did everything else to lighten the burden of the women and girls.

For instance he looked after the little ones, assisted with baking pottery, and not seldom he took Tidenka’s water bucket to the river.

Bye granddad, Tidenka whispers, as she walks through the trees to the river. Suddenly she stops; this morning feels different than others. In her head a voice calls ‘caution, caution’.

She looks around but notices nothing out of the ordinary.

Tidenka briefly touches her necklace. Then she moves on, but suddenly stops. She knows now why this morning differs from others: the birds don’t sing and it’s eerily quiet. It is as if even the forest holds its breath. A second later Tidenka stands pinned to the ground. The bucket falls from her hands and shatters to pieces on de ground.

Three wolves are drinking in the water from the river. The largest one lifts its head, snarls and stares at the girl with its blazing yellow eyes.

Tidenka stands transfixed with fear. She cries out but her mouth produces no sound. She wants to run away but her legs refuse to comply. She seems hypnotized by the wolves’ eyes.

In the meantime the other two wolves also notices the terror-struck girl and the three animals slowly approach her to five spear lengths. Then they stand motionless en seem to hesitate. Why is that?

Something big and black bolts past Tidenka. Hair raised and angrily growling Kai the wolfhound comes to a stand still just in front of the largest wolf.

Tidenka, suddenly freed from her fears, starts running away calling for help. ‘Return home’, echoes in her head. The wolves have lost all interest in her. Instead they focus on the snarling, biting and barking Kai, dancing around them.

Meanwhile, having heard Tidenka’s yelling and Kai’s barking, the villagers hurry to the river. As the wolves see the men approach they flee, followed by a fiercely barking Kai.

On the same morning in the early spring the men set out to catch the wolves. They kill one with an arrow. It’s a small wolf, a female. They proudly carry their trophy into the settlement.

Eyes filled with horror Tidenka looks at the dead animal, recalling the fear she felt earlier. This fear had stirred every fiber of her body.

‘‘protect me, Great Earth-mother’’, she whispers. But now she does so with more conviction than ever before. Briefly she touches her necklace.

Kai presses his hairy head against her leg. As she makes an attempt to stroke him she notices a scar on his ear. It is a grim reminder of his encounter with the wolves. Tidenka embraces her brave animal, which in turn begins licking her face.

As Tidenka looks up at the men who are standing by the dead wolf,

her father nods and smiles at her. Men are tough guys after all, she thinks. They may be a little lazy, but they did save her life! And everywhere around her Tidenka can hear the birds sing again.

This happened 5.500 years ago in what is now called the Province of Drenthe.